Het zaadje van een plant bevat een
kiem en een voedselvoorraad; het endosperm,
kiemwit of
meellichaam genoemd.
Bij
gerst,
rijst,
maïs en andere
granen bestaat deze voornamelijk uit
zetmeel, eiwit en vet.
Betekenis van het woord:
endo = binnen in, binnenlaag
Voor
gerst en
graan wordt het endosperm ook wel het secundair endosperm genoemd; het
triploïd weefsel, dat gevormd wordt door deling van het versmeltingsproduct uit de twee poolkernen en de tweede spermakern. Het resltaat van het proces waarbij de kern van de ene spermacel met de kern van de eicel versmelt (tot vorming van de zygote) en de kern van de andere spermacel met de 2 poolkernen van de embryozak versmelt (tot vorming van een
triploïde kern).
Bij de eenzaadlobbigen (monocotylen), zoals
gerst en
maïs, zit het reservevoedsel in het endosperm.
(Bij de tweezaadlobbigen (dicotylen) is meestal het reservevoedsel uit het endosperm overgegaan in de beide zaadlobben (cotylen), maar bij sommige plantensoorten kan het ook nog in het endosperm zitten.)
Zie voor meer informatie ook;
Meellichaam.
Andere benamingen
Vertalingen
Links naar
Referenties